Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5994

Datum uitspraak2004-03-17
Datum gepubliceerd2004-03-25
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1044-R-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kan een minderjarige zelfstandig, niet vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger dan wel een bijzondere curator, procederen. Nu ook de vader hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking en zowel de vader als de minderjarige streven naar opheffing van de ondertoezichtstelling is er geen reden een bijzonder curator te benoemen. De belangen van de minderjarige worden door de vader gewaarborgd. De minderjarige wordt niet-ontvankelijk verklaard.


Uitspraak

Uitspraak : 17 maart 2004 Rekestnummer : 1044-R-03 Rekestnr. rechtbank : F1 RK 03-2156 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE FAMILIEKAMER B e s c h i k k i n g in de zaak van [belanghebbende], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: [belanghebbende], procureur mr. H.J.A. Knijff, tegen de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam, kantoorhoudende te [woonplaats], hierna te noemen: Jeugdzorg. Als belanghebbenden zijn aangemerkt: 1. [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de vader, 2. [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], hierna te noemen: de moeder, 3. de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP [belanghebbende] is op 28 november 2003 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam van 29 augustus 2003. Jeugdzorg heeft op 24 februari 2004 een verweerschrift ingediend. Van de zijde van [belanghebbende] zijn bij het hof op 16 december 2003 aanvullende stukken ingekomen. Van de zijde van de raad is bij het hof op 17 februari 2004 een brief met als bijlage zijn rapportage van 15 augustus 2001 ingekomen. De raad heeft het hof bij genoemde brief laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen. Op 10 maart 2004 is de zaak, tezamen met de zaken met rekestnummers 1045-R-03, 1108-R-03, 1109-R-03, 1110-R-03, 1111-R-03, 1112-R-03, 131-R-04 en 133-R-04, mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, de moeder en namens Jeugdzorg de heer E. Homburg en de heer R. van Oudheusden. VASTSTAANDE FEITEN Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen partijen het volgende vast. De vader en de moeder, hierna gezamenlijk te noemen: de ouders, hebben het gezag over de minderjarigen: [belanghebbende], geboren op [geboortedatum], verder: [belanghebbende], [kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 2], [kind 3], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 3], [kind 4], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 4], [kind 5], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 5], [kind 6], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 6[kind 7]ind 7], geboren op [geboortedatum], verder [kind 7], [kind 8]ind 8], eveneens geboren op [geboortedatum], verder: [kind 8], hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen. Op 15 augustus 2001 heeft de raad een rapport uitgebracht over de opvoedingssituatie van de kinderen. Bij beschikking van 3 september 2001 heeft de kinderrechter in de recht-bank te Rotterdam [belanghebbende] onder toe-zicht gesteld van Jeugdzorg voor de periode van één jaar. Deze ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van 30 juli 2002 voor de periode van één jaar, tot 3 september 2003. Op 16 juli 2003 heeft Jeugdzorg de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam ver-zocht de ondertoezichtstelling van [belanghebbende] te verlengen voor de periode van één jaar. Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter het inleidend verzoek van Jeugdzorg toegewezen en de onder-toezichtstelling van [belanghebbende] ver-lengd tot 3 september 2004. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. In geschil is de ondertoezichtstelling van [belanghebbende] voor de periode van een jaar, tot 3 september 2004. 2. [belanghebbende] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het hoger beroep gegrond te verklaren (het hof begrijpt: en het inleidend verzoek van Jeugdzorg alsnog af te wijzen. DE ONTVANKELIJKEID VAN HET HOGER BEROEP 3. Allereerst komt de vraag aan de orde of [belanghebbende] processueel bekwaam kan worden geacht nu hij als minderjarige, zelfstandig, niet vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger dan wel een bijzondere curator, procedeert. 4. Volgens de Nederlandse wetgeving komt aan een minderjarige niet het recht toe om zelfstandig het rechtsmiddel van hoger beroep aan te wenden. Dit recht komt toe aan de ouder die het gezag uitoefent en in geval van tegenstrijdige belangen aan een te benoemen curator. In casu hebben de ouders gezamenlijk het gezag over [belanghebbende]. De vader heeft afzonderlijk hoger beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking in zijn hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [belanghebbende]. Er zijn geen tegenstrijdige belangen, omdat zowel [belanghebbende] als de vader, blijkens zijn beroep, streven naar een opheffing van de ondertoezichtstelling, zodat benoeming van een bijzondere curator in casu niet vereist is en de belangen van [belanghebbende] door de vader worden gewaarborgd. Het vorenstaande brengt met zich mee dat [belanghebbende] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep. 5. Mitsdien beslist het hof als volgt. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: verklaart [belanghebbende] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep. Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Verbeek en Punselie bijge-staan door mr. Sijbesma als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 17 maart 2004.